Adrz

Longgeneeskunde

Bijwerkingen

Chemotherapie kan bijwerkingen geven zoals vermoeidheid, misselijkheid, gebrek aan eetlust en haaruitval. Niet iedereen heeft hier evenveel last van. De bijwerkingen zijn afhankelijk van uw conditie en verschillen per persoon en per medicijn. Ook kan chemotherapie de aanmaak van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes remmen. Daardoor is de kans groter op bloedarmoede, infecties en stollingsstoornissen. Soms wordt de kuur om die reden uitgesteld. Uw arts of verpleegkundige adviseert u over de bijwerkingen.

Behandeling bij kleincellig longkanker

Chemotherapie en bestraling bij kleincellig longkanker

Kleincellige longkanker geeft snel uitzaaiingen door het hele lichaam. De behandeling is daarom op het hele lichaam gericht. Ook als het gezwel nog klein is. Een operatie van kleincellig longkanker is niet gebruikelijk.

  • U start met chemotherapie. U bent opgenomen in het ziekenhuis en krijgt daar drie dagen achter elkaar het infuus met chemotherapie. Drie weken later krijgt u de volgende kuur.

Samen met de tweede kuur krijgt u een bestraling van het gezwel. U gaat twee maal per dag naar het ZRTI. Na afloop van de chemokuur gaat u zelf elke dag naar het ZRTI voor de bestraling.

Na de chemotherapie en bestraling van de tumor wordt uit voorzorg het hoofd bestraald. Kleincellig longkanker zaait vaak uit naar de hersenen. Onderzoek heeft aangetoond dat schedelbestraling de kans op hersenuitzaaiingen verminderd en de gemiddelde overlevingskans verhoogd.

Chemotherapie bij uitgezaaide kleincellig longkanker

Bij uitgezaaide kleincellig longkanker krijgt u chemokuren. Elke drie weken een kuur van drie of vier dagen. Na afloop van de chemotherapie kijkt de arts naar het resultaat. Daarna wordt bekeken of de longen of hersenen een bestraling kunnen krijgen.

Behandeling bij niet-kleincellig longkanker

  • Chemotherapie kan gegeven worden als genezende behandeling in combinatie met bestraling.
  • Soms wordt chemotherapie na een longoperatie gegeven. De chemotherapie kan alle uitzaaiingen bestrijden ook als ze niet zichtbaar zijn. Dat maakt de kans op langdurige overleving groter.
  • Als genezing niet meer mogelijk is, kan chemotherapie toegediend worden om de klachten te verlichten en de ziekte te remmen.

Chemotherapie samen met bestraling bij niet-kleincellig longkanker

Is het gezwel klein? Kan het niet geopereerd worden? Dan krijgt u een behandeling met bestraling en chemotherapie samen. De chemotherapie duurt een aantal dagen, de bestraling gaat langer door. Er zijn twee mogelijkheden:

  • U bent in behandeling bij het ziekenhuis. U krijgt daar 3 dagen op de afdeling dagverpleging het infuus met chemotherapie. Daarna krijgt u bij het ZRTI de bestraling. Na afloop gaat u elke dag naar huis.
  • U bent opgenomen in het ziekenhuis. U krijgt daar elke dag het infuus met chemotherapie. Later op de dag gaat u naar het ZRTI voor de bestraling. Daarna overnacht u 1 nacht in het ziekenhuis.

Na de chemokuur gaat u elke dag vanuit huis naar het ZRTI voor de bestraling. Drie weken later krijgt u de volgende kuur.

‘Biologicals’

Sinds een aantal jaren zijn steeds meer zogenaamde ‘biologicals’ beschikbaar. Deze medicijnen (meestal als een dagelijks in te nemen tablet) zijn het resultaat van nader onderzoek naar het groeimechanisme van (long)tumoren. Deze ‘biologicals’ zorgen ervoor dat groeiprikkels voor tumorcellen worden geblokkeerd. Niet elke tumor is hier echter gevoelig voor. Of een tumor hier al dan niet gevoelig voor is, kan in het laboratorium worden nagegaan. Voorwaarde is dat er voldoende celmateriaal voorhanden is (celmateriaal dat afkomstig is van de tumor, via een punktie en/of biopt – weefselstukje). Het kan dus voorkomen dat uw behandelend arts u voorstelt een tweede (groter) weefselstukje te laten wegnemen, om dit in het lab te laten testen.

De waaier aan beschikbare ‘biologicals’ breidt snel uit en het valt te verwachten dat deze medicijnen in de nabije toekomst een steeds grotere rol gaan spelen in de behandeling van (long)tumoren. Arz laat momenteel alle patiënten met een niet-plaveiselcel / niet-kleincellig longtumor testen.

Patiënten van wie de tumor gevoelig blijkt te zijn voor een biological kunnen zowel dit medicijn als chemotherapie krijgen indien nodig. Patiënten van wie de tumor niet gevoelig is voor een biological zullen, indien nodig, enkel chemotherapie krijgen.

Na de operatie

Ontslag

Over het algemeen kun u na zo’n 5 dagen het ziekenhuis verlaten. U krijgt bij het verlaten van de afdeling een afspraak mee voor de chirurg. Als de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, zal uw behandelend chirurg dit met u bespreken op de polikliniek. Hierbij is tevens aandacht voor het resultaat van de operatie, voor eventuele nabehandeling en voor de vooruitzichten. Het is aan te bevelen om tijdens het bespreken van de uitslag een familielid aanwezig te laten zijn.

Gevolgen van de longoperatie

Door het wegnemen van de long of een gedeelte ervan ontstaat ruimte. Is een long in zijn geheel verwijderd, dan vult de ontstane ruimte zich met weefselvocht dat wordt omgevormd tot een soort littekenweefsel. Is een deel van long verwijderd, dan vult de ruimte zich met het resterende longweefsel. Wat u wel of niet kan na de operatie is uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van uw longen vóór de operatie en van de hoeveelheid longweefsel dat is verwijderd. Het missen van longweefsel hoeft niet altijd bezwaren op te leveren. Wel kan het betekenen dat minder lichamelijke inspanning mogelijk is dan voorheen. Het kan van belang zijn dat u revalidatie doet via het programma ‘Herstel & Balans’. De fysiotherapeut weet hier alles van.

Periode na ontslag

  • Eenmaal thuis bent u in het begin nog niet fit. U bent waarschijnlijk snel moe en kortademig en heeft u weinig zin om iets te ondernemen. Dit is een normaal verschijnsel na dit soort operaties. Het herstel duurt enige maanden en verloopt in een langzaam stijgende lijn, waarbij u goede en minder goede dagen zult hebben.
  • U zult merken dat u in het begin snel kortademig bent bij (geringe) inspanning. Dit komt omdat het resterende longweefsel zit moet aanpassen aan de nieuwe situatie. U zult merken dat deze kortademigheid geleidelijk gaat afnemen bij het rustig uitbreiden van activiteiten.
  • Bij hoesten, niezen of diep inademen komt er spanning op de wond. Dit kan pijnlijk zijn. U hoeft niet bang te zijn dat de wond openspringt. Van de fysiotherapeut heeft u geleerd hoe u tegendruk op de wond kunt geven om de pijn te verminderen. U kunt ook gerust op uw zij gaan liggen zonder dat dit slecht is voor de wond.
  • Om een goede wondgenezing te bevorderen, is het verstandig om de eerste zes weken geen zware voorwerpen, zoals koffers of tassen, te dragen.
  • Voor uw en andermans veiligheid is het belangrijk dat u de eerste zes weken na de operatie geen auto rijdt. Door de narcose kan uw reactievermogen zijn verminderd. Bovendien kan de wond uw bewegingsvrijheid beperken.
  • Het is de bedoeling dat u zo snel mogelijk weer in uw oude ritme komt. Het is niet nodig om een bed in de huiskamer neer te zetten. Ook ’s ochtends lang in bed liggen en ’s avonds vroeg naar bed gaan is niet nodig. Wel kunt u ’s middags een uurtje gaan rusten.
  •  U begint met activiteiten die u gemakkelijk aankunt. De zwaarte en duur van de activiteiten kunt u geleidelijk aan opvoeren. U moet steeds uitproberen tot hoever u kunt gaan zonder overmatig moe te worden of kortademig. Dit geldt ook voor sociale activiteiten zoals bezoek ontvangen. Zorg er voor dat u voldoende beweegt. Heeft u en/of uw naasten behoefte aan verdere begeleiding dan kunt u dit aangeven tijdens de policontroles.

 

In de volgende gevallen dient u altijd contact op te nemen met het ziekenhuis

  • Temperatuur hoger dan 38,5 graden.
  • Veranderingen bij de wond zoals toenemende roodheid en/of pijnklachten en/of lekkage van vocht uit de wond.
  • Toenemende kortademigheid en/of pijnklachten.

Mocht u bovenstaande klachten binnen 14 dagen na de operatie krijgen dan moet u op werkdagen het secretariaat van de chirurg bellen: 0164 27 83 68. Indien deze klachten

optreden buiten de reguliere werktijden neemt u contact op met spoedeisende hulp: 0164 27 83 02.

De dag van de operatie

Gang van zaken op de verpleegafdeling

Meestal wordt u de dag van de operatie in de ochtend opgenomen op de verpleegafdeling, soms kan het nodig zijn om hier van af te wijken, maar dit wordt dan altijd met u besproken. Laat geld, sieraden (inclusief trouwring) of andere waardevolle spullen thuis. De verpleegkundige op de afdeling zal met u kort nog een  aantal vragen met u doornemen, tevens wordt de temperatuur, bloeddruk en polsslag gemeten. Zij neemt tevens de hele procedure rondom u operatie nog kort met u door. Indien u vragen heeft, kunt u die met haar doornemen. Medische vragen moet u echter met de chirurg bespreken. U bent vanaf 24.00 uur nuchter voor de operatie. U kunt het beste op de ochtend van de operatiedag douchen. Ongeveer 1 uur voor de operatie wordt u klaargelegd voor de operatie. Dit houdt in dat u een operatiejasje aan krijgt en dat prothesen, sieraden, make-up en nagellak verwijderd dienen te worden. Indien de anesthesioloog een rustgevend medicijn heeft voorgeschreven als voorbereiding voor de operatie, krijgt u die ook toegediend. Voordat u dit inneemt, moet u nog even naar het toilet om te plassen. Hierna blijft u in bed. De verpleegkundige zal dan een pijl zetten op de te opereren zijde.

Naar de operatieafdeling

De verpleegkundige brengt u naar de operatieafdeling. Hier wordt u verder voorbereid op de operatie. Deze voorbereidingen vinden plaats op de inslaapkamer waar een dun slangetje in de rug wordt ingebracht (hier wordt continue pijnbestrijding langs gegeven, dit blijft tot een aantal dagen na de operatie zitten). Tevens wordt een infuus en een urinekatheter ingebracht. Daarna stapt u over op een operatiebed en wordt u naar de operatiekamer gereden. De anesthesioloog brengt u vervolgens  in slaap, waarna de operatie plaatsvindt. Direct na de operatie wordt de eerste contactpersoon gebeld door de chirurg.

Op de intensive care

Na de operatie wordt u naar de afdeling intensive care gebracht. Daar wordt de eerste tijd na de operatie intensief bewaakt en verpleegd. De eerste uren na de operatie kan u nog slaperig zijn. U krijgt zuurstof toegediend via een neusslangetje. Verder heeft u een infuus, hier worden vocht en eventuele medicijnen toegediend. U hebt 1 drain in het operatiegebied, dun slangetje in de rug voor pijnbestrijding en een urinekatheter. Uw hartritme, bloeddruk en temperatuur worden automatisch gemeten. De verpleegkundigen en alle anderen die bij uw behandeling en verzorging betrokken zijn, zullen alles wat zij doen vooraf zo duidelijk mogelijk aan u uitleggen.  De fysiotherapeut komt bij u langs. Deze controleert of u voldoende diep kunt doorzuchten en helpt u eventueel met het ophoesten van slijm.

Naar de verpleegafdeling

Zodra uw algemene toestand dit toestaat, gaat u, de volgende dag na de operatie, terug naar de verpleegafdeling. Hier kunt u verder herstellen. Het verloop van uw herstel wordt nauwkeurig gevolgd door de chirurg, die dagelijks langskomt. De verpleegkundige bieden u ondersteuning in de dagelijkse zorg.   Zolang het resterende longweefsel nog niet helemaal optimaal ontplooit is dit  blijft de drain zitten. Controle van het resterende longweefsel vindt plaats d.m.v. een röntgenfoto.

In principe mag u de eerste dag na de operatie al uit bed. Eerst alleen op de stoel. Later gaat u wandelen op de kamer, dan op de gang en uiteindelijk gaat u ook traplopen. Dit alles onder begeleiding van de fysiotherapeut. Hechting blijven tot aan de policontrole zitten, en worden bij de eerste policontorle (na ongeveer 2 weken) verwijderd.

Voor de operatie

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking, maar meestal is longkanker de reden. Voorafgaand aan het voorstel tot operatie hebt u al verschillende onderzoeken ondergaan. De diagnose staat vaak al vast. Soms echter is de diagnose niet bewezen en moet tijdens de operatie hierover zekerheid worden verkregen. De chirurg neemt dan een stukje weefsel weg, wat direct door de patholoog wordt onderzocht. Het kan gebeuren dat er pas zekerheid wordt verkregen nadat de gehele longkwab, waar de afwijking in zit, is verwijderd en onderzocht.

Waarom een longoperatie?

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking, maar meestal is longkanker de reden. Voorafgaand aan het voorstel tot operatie hebt u al verschillende onderzoeken ondergaan. De diagnose staat vaak al vast. Soms echter is de diagnose niet bewezen en moet tijdens de operatie hierover zekerheid worden verkregen. De chirurg neemt dan een stukje weefsel weg, wat direct door de patholoog wordt onderzocht. Het kan gebeuren dat er pas zekerheid wordt verkregen nadat de gehele longkwab, waar de afwijking in zit, is verwijderd en onderzocht.

Wanneer is een longoperatie mogelijk?

Helaas is slechts een minderheid van de patiënten met longkanker te helpen met behulp van een operatie met daarbij zicht op definitieve genezing. Om in aanmerking te komen voor een longoperatie moet er sprake zijn van een beperkte ziekte in de long zonder uitzaaiingen in de lymfeklieren of elders in het lichaam. Bovendien moet het voor de chirurg technisch mogelijk zijn om het gezwel volledig te kunnen verwijderen en u moet fit genoeg zijn om een dergelijk zware operatie te kunnen ondergaan. Om aan al deze voorwaarden te kunnen voldoen vindt, voordat er tot een operatie kan worden overgegaan, uitgebreid onderzoek plaats naar de uitgebreidheid van de ziekte en naar uw conditie. Pas na de operatie kan de chirurg zeggen of alle kwaadaardige cellen zijn verwijderd en of er nog een nabehandeling nodig is.

Wat moet u nog weten voor de operatie?

Meestal staat het operatieplan van tevoren vast. Soms echter blijkt pas tijdens de operatie dat:

  • er meer longweefsel moet worden verwijderd dan eerst gedacht, of
  • verwijdering van longweefsel niet goed mogelijk is, of
  • operatieve verwijdering van het longweefsel geen goede behandeling van de aandoening lijkt.

Ondanks alle onderzoeken vooraf, zijn bovenstaande problemen niet altijd te vermijden. U moet dit altijd beseffen als u geopereerd gaat worden.

Welke typen van longoperaties zijn er?

De linkerlong heeft 2 kwabben, de rechterlong 3 (zie afbeelding). Afhankelijk van de locatie van het gezwel moeten één longkwab (=lobectomie) of meerdere longkwabben (=bilobectomie) worden verwijderd en soms zelfs een gehele long (=pneumonectomie). Altijd worden ook de lymfeklieren in de omgeving van de tumor verwijderd en onderzocht op eventuele uitzaaiingen. Wanneer door een beperkte longfunctie niet een gehele longkwab kan worden verwijderd, kan een kleiner stuk van de long worden weggenomen. Het nadeel daarvan is dat de tumor dan sneller kan terugkomen. Als er besloten wordt tot een longoperatie dan vindt deze altijd plaats onder algehele narcose en ruggenprik. Er zijn grofweg een twee manieren om de longkanker weg te opereren:

  • De open thoracotomie;
  • De kijkoperatie; deze operatie kan m.b.v. de “robot” (Da Vinci) of m.b.v. VATS (=Video Assisted Thoraco surgery).

Bij beide operatietechnieken wordt vóór het sluiten van de wond door de chirurg 1 (soms 2) drain(s) in de borstholte achtergelaten. Op deze drain(s) wordt zo nodig een afzuigsysteem aangesloten. Hierdoor kunnen bloed en lucht worden afgevoerd. De drain(s) worden na een aantal dagen weer verwijderd.  Soms moet een drain wat langer blijven zitten, dit is afhankelijk of de overgebleven long zich goed ontplooit. Wanneer de gehele long wordt weggenomen krijgt u geen drain.

Open thoracotomie

Bij deze operatie wordt er tussen de ribben door geopereerd en worden daarbij de ribben gespreid. Na het openen van de borstholte wordt bekeken hoe de situatie is: de omvang en afwijking van het zieke weefsel en de ligging ten opzichte van de bloedvaten en luchtpijpvertakkingen.  Na deze inventarisatie wordt besloten tot verwijdering van de aandoening met het omringende weefsel.

Robot/VATS lobectomie

Als het type longkanker en de andere omstandigheden zich ervoor lenen worden de grotere longoperaties zoveel mogelijk door middel van een kijkoperatie gedaan. De kijkoperatie kan worden verricht met behulp van een operatie-robot of met de normale kijkoperatie (VATS). Soms kan er een gecombineerde ingreep worden gedaan. Bij de kijkoperaties wordt de longkwab via een aantal kleinere openingen in de borstkas verwijderd. Het voordeel van deze ingrepen is dat de ribben niet gespreid hoeven te worden. Dit voorkomt pijn. Daarnaast is het ‘zicht’ voor de chirurg tijdens de operatie beter. Hierdoor is er minder bloedverlies en is ziekenhuisverblijf korter.

Operatie bij uitzaaiingen in de longen

In bijzondere gevallen kunnen enkelvoudige uitzaaiingen in de long van een kanker elders in het lichaam (longmetastase) chirurgisch verwijderd worden wanneer er geen aanwijzingen zijn voor ziekteactiviteit elders in het lichaam. Da kans op genezing is dan vergelijkbaar als bij een longkankergezwel dat beperkt is tot de long.

Mogelijke complicaties

Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn er ook bij longoperaties de normale risico’s op complicaties van een operatie, zoals trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfectie. Daarnaast zijn er nog enkele specifieke complicaties mogelijk:

  • Omdat er bij longoperaties zeer grote slagaders en aders betrokken zijn, bestaat er een kans op een ernstige bloeding. Gelukkig komt dit zelden voor.
  • Na de operatie kunnen er zich tijdelijke verandering het hartritme voordoen. Met medicijnen is dat te verhelpen.
  • Na een longoperatie bestaat de eerste dagen bijna altijd wel enige luchtlekkage, wat via de drain(s) kan worden afgevoerd. Een enkele keer kan deze luchtlekkage soms meer dan een week aanhouden. Geen ernstige, maar wel een vervelende complicatie.
  • Als gevolg van zenuwbeschadiging bij het uitnemen van de linkerlong, of een deel ervan, kan er in zeldzame gevallen een blijvende heesheid optreden.
  • Na de operatie kan een deel van de luchtweg verstopt raken (atelectase). Fysiotherapie is dan nodig, maar daarnaast moet soms ook de  slijmprop met een flexibele kijkslang (bronchoscoop) worden verwijderd.

De kans dat één van de bovengenoemde complicaties een dodelijk gevolg heeft, varieert van bijna nul tot zes procent.  Dat is mede afhankelijk van uw lichamelijke conditie, de leeftijd en de ernst van de aandoening.

Wat moet u vooraf regelen?

We raden aan om al vóór uw operatie stil te staan bij de vraag of u na de operatie thuis voldoende opvang zult hebben. U zult dan namelijk hulp nodig hebben bij dagelijkse handelingen die u nog niet zelf mag uitvoeren. Zo mag u tot 6 weken na ontslag geen zwaar huishoudelijk werk verrichten (zoals tillen, stofzuigen). Dit betekent dat u de eerste weken hiervoor aangewezen zult zijn op de hulp van anderen. U kunt dit voorafgaande aan uw operatie bespreken met de verpleegkundige op het spreekuur bij de anesthesie. Zij kan dan samen met u alles doornemen en zo nodigde transferverpleegkundige van het ziekenhuis in schakelen. Wanneer u een baan hebt, kunt u uw werkkring alvast melden dat u zeker niet zult komen werken tot de eerste controleafspraak. Deze afspraak wordt meestal gemaakt voor ongeveer 2 weken na ontslag uit het ziekenhuis. In geval van zwaar lichamelijk werk duurt het mogelijk langer voordat u weer kunt werken.

Ondersteuning

Het vooruitzicht op een longoperatie kan gevoelens oproepen van angst, onzekerheid en verdriet, zowel bij u als bij de mensen om u heen. Het kan moeilijk zijn hierover met elkaar te praten, soms lukt dat zelfs al helemaal niet. Toch is het wenselijk er juist wel over te praten. Dit kan uw herstel bespoedigen. Hiervoor kunt u een beroep doen op een geestelijk verzorger of zo nodig oncologieverpleegkundige. De afdelingsverpleegkundige kan voor u een afspraak met hen maken.

Fysiotherapie

Ook de fysiotherapeut zal kennis met u komen maken voor de operatie. Deze zal u uitleg geven over de juiste ademhaling en hoesttechniek. In verband met uw herstel is het namelijk belangrijk om na de operatie goed door te kunnen ademen en slijm te kunnen ophoesten, ondanks de ongemakken van de operatiewond. Om u hierin te ondersteunen, krijgt u voor de operatie een hulpmiddel mee, de triflow. U moet dit hulpmiddel meebrengen naar het ziekenhuis als u opgenomen wordt voor de longoperatie. Ook is het belangrijk om na de operatie uw schouder goed te bewegen, aan de kant die geopereerd wordt. De fysiotherapeut zal u daarbij helpen en u ook adviezen geven voor de juiste houding. Na de operatie zal de fysiotherapeut regelmatig bij u langskomen.

Anesthesie

Een paar dagen voor de operatie gaat u bij de anesthesiemedewerker en verpleegkundige langs op het Pre Operatief Spreekuur (=POS). De anesthesioloog is de arts die verantwoordelijk is voor de narcose tijdens de operatie. Indien u wilt, spreekt de anesthesioloog voor de nacht (voorafgaande aan de operatie) een slaapmiddel af. De verpleegkundige op de POS neemt bij u het intakegesprek af. Indien nodig zal zij met u de thuissituatie doornemen en de transferverpleegkundige inschakelen.

Meer informatie

Op de website van de Long Alliantie Nederland (LAN) vindt u uitgebreide voorlichting over het nut en gebruik van inhalators, bijsluiters, protocollen en instructiefilmpjes betreffende het gebruik ervan.

Patiëntenvereniging

Stichting Longkanker p/a NFK
Postbus 8152
3503 RD Utrecht
0800 022 66 22 (hulplijn); 030 291 60 90 (secretariaat)
secretariaat@longkankernederland.nl