Nieuw! Luister nu aflevering 4: Zorg voor kanker van onze podcastserie Zorgopname!

Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij het hartritme flink van slag kan zijn. Cardioloog M. Holl legt uit welke klachten patiënten dan kunnen hebben en hoe zij in Adrz geholpen worden.

De cardioloog begint met de geruststellende woorden dat  atriumfibrilleren geen levensbedreigende aandoening is, maar voor de patiënt wel heel vervelend kan zijn. “Mensen die af en toe aanvallen hebben, zijn soms bang dat de hartritmestoornis  onverwacht komt opzetten – dat maakt ze onzeker of angstig. Bij patiënten die vaker en langdurige aanvallen hebben, heeft het een behoorlijke invloed op hun dagelijkse leven. Ze kunnen moe worden en bijvoorbeeld hun werk niet meer goed doen. Daar komen soms nog klachten bij als duizeligheid, een opgejaagd gevoel of pijn op de borst.”

Behandeling en medicatie

Als een patiënt die last heeft van atriumfi brilleren naar het ziekenhuis komt, dan kan deze met medicijnen behandeld worden. Of met een elektrische cardioversie. M. Holl: “Dan wordt de patiënt kort in slaap gebracht en wordt het hart met een elektrische schok weer in het goede ritme gebracht. Daar merk je gelukkig niets van. Heeft iemand vaker aanvallen, dan stellen we in overleg met de patiënt een behandelplan op. Sommige medicijnen gebruik je als er een aanval is, andere werken juist om het hart voortdurend in een goed ritme te houden. Daarnaast zijn vaak bloedverdunners nodig, om bijvoorbeeld een beroerte te voorkomen.”

Via de lies naar het hart

Bij de minderheid van de patiënten kan een ablatie een oplossing bieden. “Via de lies gaan we dan met dunne slangetjes – katheters – naar het hart en ‘beschadigen’ we het hartweefsel op bepaalde plaatsen. De littekens die dan ontstaan, zorgen ervoor dat er minder snel een ritmestoornis ontstaat.” M. Holl legt uit dat er ook altijd gekeken wordt of er een behandelbare oorzaak is van het atriumfi brilleren. “Heeft een patiënt overgewicht, een te hoge bloeddruk of slaapapneu, dan proberen we dat ook te behandelen. Verder raden we voldoende beweging aan: dat is voor alle patiënten gezond.”