Deze folder geeft u informatie over onttrekkingsverschijnselen bij de neonaat na SSRI gebruik in de zwangerschap. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan beschreven.
Van uw behandelende arts of psychiater heeft u een zogenaamde SSRI voorgeschreven gekregen. Deze groep medicijnen wordt gebruikt bij de behandeling van depressie, paniekaanvallen, sociale angststoornis, diverse soorten fobieën, dwangstoornis, posttraumatische stress-stoornis en eetstoornissen. SSRI’s werken onder andere via de boodschapperstof serotonine. Bij deze aandoeningen lijkt de stemmings- of angst ’thermostaat’ ontregeld te zijn en de SSRI’s of een ander antidepressivum helpen om die thermostaat weer goed in te stellen en goed ingesteld te houden.
Wanneer de aanstaande moeder tijdens de zwangerschap een SSRI gebruikt, komt er door de moederkoek via de navelstreng ook wat van die medicijnen bij de baby terecht. Hierdoor wordt ook de thermostaat van de baby bijgesteld. Na de geboorte wordt de toevoer van die medicijnen aan de baby plotseling gestopt. Hierdoor kan de pasgeborene ontregeld raken. De verschijnselen die hierbij passen worden wel neonatale onttrekkingsverschijnselen genoemd. Het gaat hierbij niet om onthoudingsverschijnselen zoals bij een verslaving, maar heeft te maken met een bijstelling van de ‘thermostaat’ van de pasgeborene.