De soort behandeling is afhankelijk van de grootte van de klaplong. Als de long niet helemaal is ingeklapt, is het voldoende als u rust houdt. De long zal dan vanzelf herstellen. Bij een grotere klaplong is vaak een ingreep nodig. Er zijn dan twee mogelijkheden, afhankelijk van uw situatie:
- Om de lucht uit de borstholte te laten ontsnappen plaatst de arts een slangetje (drain) tussen twee ribben. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving. De long zal meestal direct weer ontplooien, waarna u zich snel beter voelt. Omdat het gaatje in de long meestal niet direct dicht gaat, moet het slangetje meestal een paar dagen in de borstholte blijven zitten. Als het gaatje dicht is, wordt de drain verwijderd. De meeste patiënten kunnen na 3 tot 7 dagen het ziekenhuis weer verlaten. De kans dat er in de toekomst opnieuw een klaplong optreedt is ongeveer 30 tot 40%.
- Om de kans op een nieuwe klaplong te verkleinen, kan de arts als het gaatje dicht is, de longvliezen ‘plakken’. De arts brengt dan talkpoeder in de borstholte. Hierdoor worden de longvliezen als het ware aan elkaar geplakt. De kans dat u hierna opnieuw een klaplong krijgt, is dan 4 tot 8%. Omdat deze behandeling pijnlijk is, krijgt u goede pijnbestrijding door een injectie of door een zogenoemde epiduraalkatheter in de rug. Als gekozen wordt voor aanvullend ‘plakken’, duurt de opname enkele dagen langer.
- In plaats van talkage zoals hierboven beschreven, kan ook gekozen worden voor een chirurgische behandeling. Hierbij wordt dmv 3 gaatjes in de borstwand door de chirurg het vlies aan de binnenzijde van de borstwand opgeruwd waardoor er een soort schaafwond ontstaat. Dit zorgt uiteindelijk ook voor een verkleving van de longvliezen waardoor de kans op een klaplong afneemt tot 3-5%. Voor deze behandeling moet u onder narcose.