Adrz

Deze folder geeft u meer informatie over het zelf injecteren van antistollingsmedicijnen. Het is goed u te realiseren dat de situatie voor u persoonlijk anders kan zijn dan beschreven.

Wat is antistollingsmedicatie?

Uw behandelaar heeft u een antistollingsmedicijn voorgeschreven: een laag-moleculairgewicht heparine (LMWH). Dit medicijn zorgt ervoor dat uw bloed minder snel stolt. Daardoor wordt de kans op trombose kleiner. Trombose betekent dat er een bloedstolsel ontstaat in een bloedvat.

U krijgt antistollingsmedicatie

  • Als u trombose heeft (gehad).
  • Of als u een verhoogd risico op trombose heeft, bijvoorbeeld: na een operatie, tijdens een ziekenhuisopname of wanneer u onderbeengips heeft.

De antistollingsmedicatie voorkomt dat er nieuwe stolsels ontstaan. Het lost een stolsel niet op, dat doet uw lichaam zelf. Dit kan enkele weken tot maanden duren. U spuit dit medicijn zelf onder de huid (subcutaan).

Voorbeelden van antistollingsmedicijnen in een spuit

  • Nadroparine (Fraxiparine®)
  • Dalteparine (Fragmin®)
  • Enoxaparine (Enoxaprine®)
  • Tinzaparine (Innohep®)

In deze folder leest u hoe u uzelf kunt injecteren en waar u op moet letten.

Hoe bereidt u zich voor?

  1. Was uw handen.
  2. Leg de spuit en een naaldencontainer klaar op een schone ondergrond.
  3. Controleer de verpakking en houdbaarheidsdatum.
  4. Open de verpakking
  5. Verwijder de luchtbel in de spuit niet. Deze is nodig om alle vloeistof goed toe te d De lucht die in de spuit aanwezig is kan geen schade aanbrengen.
  6. De huid op de prikplek moet schoon zijn. U hoeft deze alleen te ontsmetten als dat met u is afgesproken.

Waar kunt u injecteren?

Een subcutane injectie gaat onder de huid. U kunt injecteren in de buik en de bovenbenen.

Buik

  • Dit is een goede plek om te prikken.
  • Pak altijd een huidplooi tussen duim en wijsvinger.
  • Prik niet vlak bij de navel (houd drie vingers afstand).
  • Prik vanaf het midden van uw buik tot net onder de navel.

Bovenbenen

  • Prik aan de buitenkant van het bovenbeen, in het middelste gedeelte.
  • Prik niet aan de binnenkant. Daar lopen gevoelige zenuwen en bloedvaten.

Wissel telkens van prikplek

Zo voorkomt u blauwe plekken en irritatie.

Hoe zet u de injectie?

  1. Pak de spuit in uw dominante hand (de hand waarmee u schrijft).
  2. Verwijder de beschermhoes van de naald. Raak de naald niet aan. Leg de spuit niet meer neer.
  3. Pak met uw andere hand een huidplooi.
  4. Steek de naald in één beweging loodrecht in de huidplooi. De naald moet helemaal in de huid.
  5. Druk de spuit rustig leeg, inclusief het luchtbelletje.
  6. Laat de naald vijf seconden in de huid zitten.
  7. Trek de naald er met één beweging uit. Laat dan pas de huidplooi los.
  8. Er kan een druppeltje bloed ontstaan. Een pleister is meestal niet nodig.
  9. Gooi de gebruikte spuit in een naaldencontainer. Niet bij het gewone afval.

Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats! Dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren.

Prik niet in

  • Blauwe plek, wond, litteken, moedervlek, zweer of zwelling.
  • Harde plekken in de huid.
  • Een been met trombose of oedeem.
  • Een operatiegebied.
  • Een verlamd been.
  • Een been zonder lymfeklieren.

Bijwerkingen

Omdat antistollingsmedicijnen het bloed minder snel laat stollen, is er meer kans op blauwe plekken of bloedingen. Kleine blauwe plekjes op de prikplek zijn normaal.

Neem contact op met uw behandelaar of huisarts bij

  • Grote blauwe plekken (groter dan een bierviltje) of meerdere blauwe plekken zonder reden (meer dan vijf).
  • Plots rode urine of zwarte ontlasting.
  • Bloed in braaksel of ophoesten van bloed.
  • Langdurige bloedneus (langer dan 30 minuten).
  • Plots hevige pijn, bijvoorbeeld in de buik.
  • Uitvalverschijnselen zoals verwardheid of verlamming.

Algemene informatie

Vergeten te injecteren?

  • Injecteer zo snel mogelijk zodra u eraan denkt.
  • Is het al bijna tijd voor de volgende dosis? Sla de vergeten dosis dan over.
  • Spuit nooit een dubbele dosis.
  • Twijfelt u? Overleg dan met uw behandelaar.

Combinatie met andere medicijnen

Sommige medicijnen (ook natuurlijke middelen of medicijnen van de drogist) kunnen de werking van antistollingsmedicijnen veranderen. Geef daarom altijd uw volledige medicatielijst door aan de apotheek en uw behandelaar.

Medische ingrepen

Gaat u naar de tandarts of moet u geopereerd worden? Meld dat u antistollingsmedicijnen gebruikt. Soms moet u tijdelijk stoppen om bloedingen te voorkomen.

Vaccinaties of injecties in de spier

Overleg met uw behandelaar als u een vaccinatie of een spierinjectie krijgt tijdens het gebruik van antistollingsmedicijnen. De timing is belangrijk.

Dosering en behandelduur

De spuiten bestaan in verschillende sterktes. Uw behandelaar bepaalt de juiste dosis voor u. De dosering hangt af van de reden van gebruik, uw gewicht en of u nierproblemen heeft. Gebruik de spuiten zolang uw arts dit voorschrijft.

Handige tips

  • U kunt de instructie ook bekijken via:
  • Naaldencontainers zijn gratis verkrijgbaar bij uw apotheek. Lever ze in bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval.
  • Lees ook altijd de bijsluiter of informatie van uw apotheek.
  • Stop nooit zomaar met de injecties. Overleg altijd met uw arts.

Contact

Vragen over uw behandeling?

Neem contact op met de polikliniek waar u onder behandeling bent via het algemene nummer: 088 125 00 00.

Vragen over de prikinstructie

De Academie voor Zelfzorg helpt u graag: